Knie na knie: de formule van orthopedisch subspecialist Knee Clinic

Met een naam die klinkt als een klok laat de Knee Clinic geen twijfel bestaan over waar ze in uitblinkt. Knieën! Deze zelfstandige kliniek heeft een efficiency en een publieke waardering waar je u tegen zegt en timmert flink aan de weg. Voorzitter van de Raad van Toezicht is Paul Renaud, een financiële man, zoals hij zichzelf introduceert wanneer we hem interviewen in Amsterdam. Na een carrière bij onder meer ABN AMRO belandde hij in de medische wereld, waar hij op een dag orthopedisch chirurg Michiel van Trommel ontmoette. Deze had de ambitie om een eigen kliniek op te richten en Renaud besloot hem daarbij te helpen. We vroegen hem naar het verhaal achter de Knee Clinic en de kansen en uitdagingen van zelfstandige klinieken in Nederland.


Met welk doel is de Knee Clinic opgericht?

“De Knee Clinic is tien jaar geleden ontstaan vanuit het BovenIJ Ziekenhuis op initiatief van Michiel van Trommel. Hij was een relatie van Biomet [nu Zimmer Biomet, red.], een leverancier van implantaten waarvan ik destijds CFO was. Toen Biomet werd verkocht ben ik er weggegaan en heb ik Van Trommel intensief geholpen met het opzetten van de Knee Clinic. We waren van mening dat sommige orthopedische zorg efficiënter buiten het ziekenhuis kon worden verleend dan binnen een groot ziekenhuis. Meer zelfstandige klinieken werden opgericht als Viasana, Bergman, Annatommie en AVE, maar het unieke aan de Knee Clinic is dat deze alleen op knieën is gericht. De andere klinieken doen ook heupen of het hele scala van orthopedie. Wij wilden alleen knieoperaties te doen, zodat we daarmee een proces konden opzetten dat efficiënter, makkelijker en beter was voor patiënten dan binnen een ziekenhuis.”


Hoe heeft uw eigen rol zich ontwikkeld?

“Na de opzet ben ik een tijdlang formeel voorzitter van de Raad van Toezicht geweest. Daarna ben ik een aantal jaren wat minder betrokken geweest, althans qua tijd, maar de laatste twee jaar ben ik weer volop bezig met allerlei trajecten. Ik help met de nieuwe uitdagingen op het gebied van uitbreiding en de zorgverzekeraars. Dat zijn tijdrovende dossiers.”


Hoe groot is de Knee Clinic vandaag de dag?

“Het specialistenteam bestaat uit vijf orthopeden die samen 500 tot 1000 operaties per jaar uitvoeren. Een kleine speler dus. Maar we zijn wel een zeer herkenbare speler. Onze naam draagt daar aan bij. Voor de patiënt is het – om overduidelijke redenen – al snel helder wat er bij de Knee Clinic gebeurt.”


Is deze focus op een subspecialisatie een trend te noemen?

“Wat je momenteel veel ziet in de zorg is een concentratie van ingrepen op minder locaties. In de orthopedie gaat het wat langzamer, maar ook hier zie je een trend naar consolidatie en naar specialisatie en subspecialisatie. Er is een groeiende behoefte aan klinieken – maar het kunnen ook ziekenhuizen zijn – die zich op een bepaalde afdeling bijvoorbeeld alleen bezighouden met knieën, heupen, schouders of voorste kruisband reconstructies.”


Hoe kijken de zorgverzekeraars aan tegen kleine specialistische orthopedische klinieken als Knee Clinic?

“Zorgverzekeraars vinden ons over het algemeen leuk, omdat wij vaak een stuk goedkoper zijn dan een ziekenhuis. Maar aan onze groei zit helaas een plafond. De totale koek mag een bepaald percentage per jaar stijgen en als je erover heen gaat moet dat worden gecompenseerd. Dat zet een enorme rem op de totale uitgaven. Zo krijg je weer de eeuwige herverkavelingsdiscussie, waarbij de zorgverzekeraars bang zijn om teveel productie bij ziekenhuizen weg te halen. Zij zouden misschien best meer willen aanbesteden bij private klinieken, maar durven het niet weg te trekken bij een ziekenhuis dat financieel al staat te trillen op z’n benen. Dit hebben we onder andere in Engeland gezien. Daar heeft de NHS op een gegeven moment besloten veel duidelijker te gaan inkopen, op basis van tenders, transparante doelstellingen en meerjarige contracten. Veel zorg kwam zo terecht bij de private ziekenhuizen, met als gevolg dat een hoop oude ziekenhuizen zwaar in de financiële problemen zijn gekomen."


“De academische ziekenhuizen vrezen dat de katheters, knieën en staaroperaties ‘weglopen"

Actueel is de hele discussie bij de academisch ziekenhuizen. Eigenlijk zouden deze geen planbare, simpele zorg moeten verlenen, zoals een knieoperatie. Dat is typisch iets dat beter in een gewoon ziekenhuis of in een kliniek past. Het is niet ingewikkeld, maar voor de universitaire ziekenhuizen is het een belangrijke bron van winst geweest tot nu toe. Zij vrezen dus dat al die katheters, knieën en staaroperaties weglopen, want dat zou een enorme impact hebben op hun organisatie. Daarom zijn zorgverzekeraars er huiverig voor om dit echt door te zetten.”


Ruim een jaar geleden is de Knee Clinic begonnen met het afnemen van PROMs en PREMs. Is dat nog nodig voor een kliniek die al een 8,9 scoort op Zorgkaart Nederland?

“Jazeker. Ten eerste zijn we vanuit LROI verplicht om PROMs af te nemen voor de registratie van onze implantaten, maar daarnaast willen we er nog veel meer mee doen. Dit gebeurt nog te weinig en dat komt omdat de vragenlijsten nu vooral voor eigen gebruik zijn. Er is natuurlijk een enorme behoefte, zowel bij ons als bij anderen, om ook naar andere partijen te kijken. Maar dan moet je PROMs wel kunnen vergelijken, en dat laatste is nog heel lastig. LROI doet dat wel, maar de data worden met een tijdsvertraging bekend gemaakt en de vergelijking is ook maar voor een beperkt aantal ingrepen. Wij zouden het graag breder willen. Gelukkig zijn er wel initiatieven zoals Zorgladder, die we nog zullen onderzoeken en overwegen.”


Kunnen PROMs en PREMs leiden tot een betere zorg?

“Het is een belangrijke component van het hele beoordelingsproces, zowel voor onszelf als voor de patiënt. Patiënten vinden over het algemeen zelf de weg naar ons toe. Ze weten dat ze iets aan de knie mankeren, hebben vaak de huisarts al uitgebreid gesproken, hebben misschien al met een andere orthopeed gesproken en weten: ik heb knieproblemen en ik wil graag bij de Knee Clinic geholpen worden. Die keuze wordt gemaakt op basis van allerlei zaken – en daar spelen PROMs en PREMs een rol in. Deze geven input voor hoe wij onze eigen boodschap verpakken richting patiënten, huisartsen, andere orthopeden, maar ook – en dat is een terrein dat steeds belangrijker wordt – richting de zorgverzekeraars. Die bepalen voor een groot deel de allocatie van het budget en dat proces is aan verandering onderhevig. Men wil steeds meer kwaliteitsgericht budgetten gaan aanspreken en daarvoor heb je objectieve criteria nodig. PROMs en PREMs zijn daar een belangrijk onderdeel van.”


Behalve in de zorg ligt uw expertise ook in technologie en software. Hoe ziet u de toekomst van de combinatie zorg & technologie?

“Ik vind het best lastig om deze vraag in twee zinnen te beantwoorden. Er is al een grote revolutie in gang gezet. Een paar jaar geleden was er nog veel papier dat heen en weer ging, maar dat is nu bijna compleet opgedroogd. Dat is al een enorme winst. Een van mijn hobby’s binnen dit gebied is de betekenis van beeldmateriaal en hoe deze gaat groeien binnen het zorgproces. Dit heeft flinke implicaties voor de software. Tot een paar jaar geleden was het idee om de hele radiologie onderdeel te laten worden van het EPD. Maar wat blijkt nu? Dat gaat niet. Want beeld is toch iets heel anders dan vakjes vullen, dan teksten invoeren. Dus je ziet nu een parallelle wereld ontstaan binnen de ziekenhuizen: aan de ene kant heeft men het EPD en aan de andere kant een soort beeldstraat of beeld-EPD waarin alle plaatjes terechtkomen.


“Zoek je naar kwaadaardige cellen, dan kan de computer dat vaak sneller dan de mens”

Maar de volgende stap is dat er met die beelden meer gedaan wordt, dat de computer een deel van de diagnose overneemt. Voor sommige vakgebieden gaat dat sneller dan voor andere. De pathologie is typisch een gebied waar de computer enorm helpt met het interpreteren van de beelden. Vroeger was een patholoog iemand die weefsel onder een microscoop bekeek, en nu zie je een ontwikkeling richting scannen en een foto maken waarop de analyse wordt losgelaten. Als jij op zoek bent naar kwaadaardige cellen, dan kan de computer dat vaak sneller dan de mens. Dus op dat vakgebied zie je een explosieve toename van beeldmateriaal, maar vervolgens ook de rol van de computer in het vaststellen van de diagnose.”


Hoe kunnen we deze technologische ontwikkelingen die u noemt zien in het licht van de Knee Clinic?

“De orthopedie is een vak waarin de computer nog niet zo veel heeft toe te voegen qua diagnostiek. Dat komt omdat een aandoening in de knie over het algemeen een statisch probleem is. Een foto geeft dus vaak meteen al de goede indicatie van wat er aan de hand is. Toch zijn wij hard bezig om meer met die foto’s te doen. In de orthopedie is een ontwikkeling gaande waarbij algoritmes en software helpen met de maatbepaling van patiëntspecifieke implantaten op basis van een MRI of een röntgenopname. Hoewel dit minder spectaculair is dan in andere vakgebieden, zijn ook wij dus bezig met dat beeldmateriaal. Behalve voor de bepaling van maatvoering gebruiken we het ook voor dossiervorming voor de verzekeraar. Als die aan ons vraagt: waarom heb je hier een nieuwe knie in gezet? Dan is een foto vaak snel het bewijsmateriaal: kijk maar, de knie zag er zo uit, dan is het logisch dat je daar een nieuw exemplaar in zet.

Dit type ontwikkelingen is in feite méér revolutionair dan de ontwikkelingen binnen het EPD – zoals het digitaal vastleggen van medicatie – wat eigenlijk niet meer is dan een versnelling van het huidige papieren proces. Al met al verwacht ik dus dat het beeld een veel prominentere rol gaat vervullen in ons zorgproces en dat zal enorme implicaties hebben voor de softwarearchitectuur binnen een zorginstelling.”


Paul Renaud is voorzitter van de Raad van Toezicht van de Knee Clinic. Daarnaast is hij onder meer als senior adviseur betrokken bij een nieuwe keten van tandartspraktijken die het volledige palet van mondzorg aanbiedt. Met ruime (financiële) expertise en interesse op het gebied van zorg enerzijds en technologie anderzijds, begeleidt hij snel groeiende bedrijven die grote veranderingen doormaken of in uitdagende markten opereren.